In het kort:

Loongroei overtrof de inflatie ruimschoots, wat leidde tot de sterkste koopkrachtstijging in meer dan twee decennia.

• Werknemers zagen hun koopkracht met 5,3 procent stijgen door een gemiddelde cao-loonstijging van 6,8 procent tegenover 3,1 procent inflatie
• Huishoudens met bijstandsuitkeringen kregen slechts 0,2 procent koopkrachtstijging, mede door het wegvallen van de energietoeslag van 1300 euro
• Zelfstandigen noteerden een plus van 3,1 procent, ondanks maatregelen zoals verlaging van de zelfstandigenaftrek

Het grote plaatje:

De koopkrachtontwikkeling vertoonde grote verschillen tussen bevolkingsgroepen, waarbij werkenden duidelijk het meest profiteerden.

Gepensioneerden beleefden na drie jaar van koopkrachtdaling eindelijk weer een stijging van 1,8 procent. Werknemers profiteerden niet alleen van hogere lonen, maar ook van belastingaanpassingen en carrièrestappen. Voor uitkeringsgerechtigden compenseerden verhogingen van uitkeringen en uitbreiding van toeslagen zoals huurtoeslag en kindgebondenbudget het wegvallen van de energietoeslag.

De onderste regel:

Hoewel de gemiddelde koopkracht fors steeg, bleef de ongelijkheid tussen verschillende groepen groot. Werkenden trokken het voordeel, terwijl uitkeringsgerechtigden achterbleven.